Home Adam Sandel: ‘Ja, ik neem 
het op voor vooroordelen’

Adam Sandel: ‘Ja, ik neem 
het op voor vooroordelen’

Door Florentijn van Rootselaar op 17 september 2015

Cover van 10-2015
10-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Adam Sandel (1986) is de rising star van de Amerikaanse filosofie. ‘We zien niet in dat 
de traditie ons ook 
veel kan leren.’

Een paar jaar geleden werd Adam Sandel opgeroepen om zitting te nemen in een jury van een rechtbank. Het ging om een huurdispuut. De rechter vroeg aan de potentiële juryleden of ze ooit eerder betrokken waren geweest bij zo’n geschil.

‘Iedereen die z’n hand opstak kon geen zitting nemen in de jury; de gedachte is dat je dan bevooroordeeld bent’, zegt Sandel. Hij kwam uiteindelijk niet in de jury. Lachend: ‘Ik vertelde hem dat ik een boek over vooroordelen had geschreven. Een boek waarin ik het juist opneem voor vooroordelen.’ 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Adam Sandel heeft de tafel gedekt: twee borden, een schaal met stukjes ananas en watermeloen, een bord met chocolate cookies. En er is een fles San Pellegrino. De filosoof is net verhuisd; vanuit zijn nieuwe huis in Cambridge – bij Boston – zijn de torens te zien van de historische gebouwen waar hij als eerstejaars aan Harvard verbleef. Sandel (1986) doceert daar tegenwoordig, net als zijn vader, de befaamde filosoof Michael Sandel. 

De aversie tegen vooroordelen is tekenend voor onze tijd, zegt Sandel. Hij schreef met zijn Ruimte voor vooroordelen een apologie van het vooroordeel. Volgens Sandel trachten we ons sinds de Verlichting te bevrijden van vooroordelen, in het domein van het recht, in het dagelijks leven, maar ook in de politiek.‘We veroordelen retoriek in de politiek omdat die onze vooroordelen aanspreekt en niet de menselijke rede. Terwijl juist retoriek de kern van politiek uitmaakt.’

Obscene foto’s

Waarom pogen we om ons te bevrijden van vooroordelen? Sandel legt het uit aan de hand van de jurykwestie. ‘Het ideaal is een jury die niet alleen de twee partijen niet kent, maar ook niets weet van het onderwerp van de zaak. Als zo’n persoon daar wel kennis van heeft, is hij misschien bevooroordeeld jegens huiseigenaren en zal hij de feiten niet in overweging nemen. Zelfs als je rechten hebt gestudeerd en iets weet van huurrecht word je geweerd uit een jury.’

Maar, vervolgt Sandel, wat je ook doet, je slaagt er toch niet in vooroordelen uit te bannen. ‘De kans is groot dat je door die aversie tegen vooroordelen eindigt met een jury met de verkeerde vooroordelen. Of met slecht geïnformeerde juryleden. Neem de zaak tegen het Cincinnati-museum dat obscene foto’s getoond zou hebben – het ging om werk van Robert Mapplethorpe. In een poging om een goede jury samen te stellen, ontsloeg de rechter een bepaalde groep van hun juryplicht: niet alleen de mensen die de expositie hadden gezien mochten niet in de jury, maar ook iedereen die zei regelmatig naar een museum te gaan. Zo bestrijd je toch geen vooroordelen. Je selecteert juist een groep met bijzondere vooroordelen, mensen zonder oog voor gebruiken in kunst, voor wat normaal is in musea en voor wat daar telt als obsceen.’ 

Dat is een absurde kwestie. Maar nog geen reden om alle vooroordelen maar voor lief te nemen.
‘Het lijkt misschien absurd, maar het is tekenend voor de manier waarop we tegenwoordig over vooroordelen denken. We hebben een vooroordeel jegens vooroordelen. Je zou ook kunnen zeggen dat we niet inzien dat traditie ons ook veel kan leren. Ik wil hier wel benadrukken dat ik het hier niet heb over zaken als bekrompenheid en racisme.’

Maar u gebruikt het woord vooroordeel, en niet traditie. Vooroordeel heeft toch een heel andere connotatie.
‘Deels doe ik dat vanwege de retorische kracht. Maar ik gebruik ook precies het woord dat de Verlichtingsdenkers hadden gereserveerd voor alles wat ze wilden bestrijden: Bacon, Descartes en ook Kant bedienden zich ervan om de invloed te beschrijven van traditie, gewoonte en opvoeding. En dat deden ze in pejoratieve zin. Sinds die tijd is een traditie ontstaan die tracht het denken en leven te bevrijden van vooroordelen. Ik wil dat omkeren. Ja, ik neem het op voor vooroordelen.’

De Verlichtingsdenkers voerden die strijd uit naam van de vrijheid van het individu en uit naam van de waarheid, zegt Sandel. ‘Ze moesten niet meer slaafs tradities volgen, maar zich laten leiden door de rede. Ook zouden vooroordelen het zicht vertroebelen op de wereld zoals die echt is, waardoor mensen onware opvattingen konden krijgen. Een andere reden om de strijd met vooroordelen aan te gaan is dat ze ertoe kunnen leiden dat mensen weinig moreel zullen zijn, en zich alleen laten leiden door egoïstische impulsen. Denkers uit die tijd oordeelden dat de mens pas onpartijdig en rechtvaardig kon oordelen als hij zich had bevrijd van vooroordelen.’

Het wantrouwen jegens vooroordelen komt volgens Sandel niet alleen voort uit een zoektocht naar waarheid of naar een juiste manier van leven. Er ligt een heel nieuwe visie op de wereld aan ten grondslag. ‘In de tijd van de Verlichting ontstond het verschil tussen een waarnemende geest en de wereld. In onze geest, is het uitgangspunt, zijn allerlei percepties die meer of minder recht doen aan de objecten in de buitenwereld. De taak van het denken is om na te gaan of die representaties 
van de wereld wel overeenkomen met de wereld zoals die echt is.’ 

‘Het probleem is volgens deze denkers dan dat veel beelden in ons hoofd – zelfs degene die we onbetwistbaar achten – mogelijk niet kloppen. Misschien laten we ons wel louter leiden door vooroordelen. Bacon noemt dat het probleem van de idolen van de menselijke geest. We hebben de neiging om veel voor waar aan te nemen, terwijl we zo makkelijk misleid worden door onze hoop en verlangens. Je denkt wel dat de wereld op zich bedreigend, mooi of nuttig is, maar dat zijn vooroordelen. Denken mensen immers niet heel verschillend over schoonheid, redeneert Bacon, en sterker nog: veranderen onze eigen oordelen niet in de loop van de tijd? Zelfs onze meest basale ideeën zijn niet meer dan onwetenschappelijke en al te persoonlijke oordelen.’ 

‘Die nieuwe kennistheorie migreert naar de morele filosofie. Ook moraal moet vanaf die tijd gebaseerd zijn op een standaard buiten louter subjectieve verlangens, buiten het individu. Moraal moet onpartijdig zijn, gebaseerd op pure rede, zoals Kant zegt. En hij gaat verder dan anderen: niet alleen mogen gewoonten en opvoeding geen rol spelen, maar ook onze natuurlijke verlangens niet. Die vertekenen de wereld zoals die is en maken ons onvrij.’

Toch liet Kant zich leiden door een goed ideaal: vrijheid.
‘Het ideaal van deze denkers is een groot goed. Maar de vraag is hoe je die vrijheid bereikt. Ik zou willen vragen: kun je wel helemaal ontsnappen aan een vooroordeel, aan een traditie? Zie je de wereld niet altijd in het licht van iets anders? En word je door met alles te breken helemaal vrij of juist door te redeneren vanuit de traditie? Word je door het ideaal van een objectief oordeel misschien blind voor je eigen vooroordeel? Ik denk het wel.’

Maar hoe zit het met de kritiek van de Verlichtingsdenkers dat vooroordelen tot onvrijheid leiden. Ben je nog wel vrij als je je door de traditie laat leiden?
‘Zelfs als je een echte traditionalist zou zijn, zou je nog vrij zijn. De traditie schrijft niet voor, maar stelt een vraag. Er is geen vaste set met vaststaande regels die je alleen maar slaafs hoeft te volgen. Stel, je vraagt je af met wie je moet trouwen. Zelfs als je ouders daar heel sterke voorkeuren over hebben, hoef je die niet te volgens als traditionalist. Je kunt je net zo goed afvragen of je daarmee recht doet aan de manier doet waarop je bent opgevoed. Juiste een traditie geeft ons een mogelijkheid tot redeneren, we zijn zelfs verplicht om dat te doen.’ 

‘Vaak is dat ook omdat er een dilemma is dat niet zomaar opgelost kan worden door de traditie. Stel dat je loyaal bent aan je familie, maar ook aan je werk. En je mag beslissen wie de nieuwe manager wordt. Neem je dan je schoonzoon, een niet ongetalenteerde jongeman, of kies je voor iemand die het toch nog iets beter kan?’ 

Dat zijn gedachten die je ook bij Aristoteles ziet, zegt Sandel. ‘Mensen hebben een bepaald karakter dat het product is van opvoeding, gewoonte en oefening. Zonder dat vooroordeel – om een modern woord te gebruiken – zouden we niet moreel juist kunnen handelen. En dat we over zo’n vooroordeel beschikken, betekent niet dat we onvrij zij. Om echt moreel te handelen, moeten we in elke situatie ons eigen oordeel aanspreken omdat we niet beschikken over een set abstracte regels – daarmee zou je nooit recht kunnen doen aan een concrete situatie. En door elke nieuwe deugdzame handeling geven we vorm aan ons karakter, en zien we een nieuwe situatie wellicht anders en beter.’
 

Retoriek

Vaak wordt ook retoriek verbonden met vooroordelen, zegt Sandel. Een politicus die zich daarvan bedient verleidt potentiële kiezers door in te spelen op gevoelens, en niet door hun rede aan te spreken. Daardoor zijn ze onvrij. Of ze gebruiken verleidelijke woorden die wegvoeren van de waarheid. Toch wil Sandel het ook opnemen voor retoriek. Desgevraagd zelfs voor de retoriek van Donald Trump, die nu volop verwikkeld is in de strijd om het Amerikaanse presidentschap. 

‘Trump drukt een kwalijk soort nationalisme uit, dat eigenlijk iedereen aan de republikeinse kant deelt, maar niemand zo durft uit te spreken. Daarom spreekt het ook zo aan. Hij wil de vrijhandel beperken als dat Amerika ten goede komt. En hij wil een muur bouwen op de grens met Mexico. Eigenlijk wil elke republikein iets dergelijks doen, hij voegt er alleen aan toe: we laten Mexico die muur betalen.’ 

‘Ja, dat is retoriek, maar die gebruiken ze eigenlijk allemaal. Zo bedrijf je politiek. Retoriek maakt pas politiek van de politiek. Door mensen als Trump heeft retoriek een slechte naam gekregen – ten onrechte. Juist een belangrijke zaak als de civil rights zijn tot stand gekomen door retoriek. Neem Martin Luther King – dat was toch een man die vooral retoriek gebruikte, niet iemand die zijn zaak bepleitte met abstracte principes.‘

‘Of neem de Gettysburg Address van Abraham Lincoln. Door de vele slachtoffers in de Amerikaanse burgeroorlog waren de mensen het vechten beu. Toen zei hij dat de burgeroorlog in het teken stond van de bevrijding van de slaven, terwijl de strijd tot die tijd vooral werd gevoerd om de Noordelijk Staten van de VS te handhaven. Hij probeerde de mensen een hogere reden te geven om te vechten.’ 

Dan gebruik je retoriek louter instrumenteel, om mensen verder te laten vechten.
‘Nee het was veel meer, het is een symbool geworden van de Amerikaanse vrijheid.’

Het is toch moeilijk te accepteren. Een leugen verdedigen, ook al leidt dat tot een betere wereld.
‘Maar het maakt wel een verschil als je iemand iets vertelt wat niet helemaal waar is, maar in het licht waarvan de geest en het zelfbegrip veranderen. In welke mate is het dan nog een leugen? Alle mensen zijn gelijk geschapen, zei Lincoln. Zo werd niet geleefd, maar die woorden zorgden wel voor een verandering, voor een afname van de segregatie.’

Maar wat vindt u van politici die zich anders voordoen dan ze zijn?
‘Soms wordt het onecht, bij Mitt Romney en bij Hillary Clinton, die doen alsof ze iemand van het volk zijn. Dat is zo overduidelijk niet het geval. Maar verder is er wel iets voor te zeggen om je stijl aan te passen aan het publiek. Ja, Bill Clinton dikte zijn zuidelijke accent aan, en refereerde aan dingen waar mensen om gaven. Dat is toch ook heel menselijk, je past je verhaal altijd aan aan je publiek.’

Heel voorstelbaar dat een politicus zich bedient van retoriek. Maar waarom vindt u dat ook goede politiek?
‘Zonder retoriek worden morele principes leeg. Je moet iets concreet maken om iets overtuigend te maken. Daarmee overtuig je niet alleen, je verleent ook een moreel gewicht aan de zaak. Neem Frederick Douglass, de befaamde voorvechter van de afschaffing van slavernij. Hij vroeg zich tijdens zijn speech tegen slavernij op Independence Day (1852) retorisch af of hij nog moest verdedigen dat de zwarte ook een mens is. Dat hoeft niet meer, antwoordt hij. Ook de gelijkheid van zwart en blank hoeft hij niet te verdedigen.’

‘Vervolgens verbindt hij het principe van gelijkheid van zwarte Amerikanen aan het alledaagse leven van andere Amerikanen. Afro-Amerikanen zijn net als andere Amerikanen, zegt hij. Dat doet hij door een opsomming te geven van voor Amerikanen iconische zaken: de Afro-Amerikanen jagen ook op walvissen in de Pacific. Ze zoeken goud in Californië, ze zijn herders in de heuvels – een krachtig beeld voor Amerikanen, dat aansluit bij hun zelfbegrip: Thomas Jefferson verkondigde het ideaal van een land dat bestond uit boeren met hun eigen kudde. Onafhankelijk, zelfverzekerd. Zo was de Amerikaan.’

‘Al die woorden zijn niet alleen een manier om gevoelens te bespelen. Pas door uit te gaan van de concrete situatie van mensen laat je zien dat gelijkheid belangrijk is. Je laat ook zien dat die gelijkheid al volgt uit de situatie waarin mensen leven. Door zo’n speech zet je mensen aan over zichzelf na te denken. Hier zie je hoe retoriek geen manipulatie is, maar een manier om aan te sluiten bij het echte leven dat mensen leven. Mensen leven niet in een wereld van abstracte situaties, ze leven hun leven gesitueerd, vanuit een bepaald vooroordeel. Daar moet je als politicus bij aansluiten. Niet alleen om stemmen te winnen. Maar ook omdat dat het enige echte leven is dat we hebben.’